-
1 afslaan
♦voorbeelden:1 zie je die fietser daar links afslaan? • do you see where that cyclist is turning left?II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [door slaan verdrijven] beat off5 [doen wegspoelen] wash away♦voorbeelden:een thermometer afslaan • shake down a thermometerde vijand/een aanval afslaan • beat off the enemy/an attack -
2 afstoten
3 [biologie] reject♦voorbeelden:de poes stootte haar jong af • the cat rejected her youngtaken afstoten • give up duties1 [onaangenaam aandoen] repel2 [natuurkunde] repel♦voorbeelden: -
3 kappen
1 [het hoofdhaar opmaken] do one's/someone's hair♦voorbeelden:2 bomen kappen • cut down/fell treesde kabel kappen • cut the cable4 klompen kappen • hew/cut out clogs/wooden shoes3 [voornamelijk (tafel)tennis] chop, cut♦voorbeelden:met iemand kappen • break off with someone -
4 aftikken
-
5 laten
v. leave, let, make, cause, vail, give up, knock off -
6 opgeven
v. give, return, resign, render, set, cough up, abandon, lie down, abnegate, relinquish, waive, renounce, lose, ask, say, tell, expectorate, drop, part with, knock off, lay down, furl, quit, condemn -
7 ophouden
v. hold, keep on, keep up, detain, withdraw, leave, cease, stop, quit, end, finish, expire, drop, drop it!, knock off, let up, pack up, give over, desist, lift, do with -
8 schaften
v. eat, knock off for meal -
9 uitscheiden met
v. knock off -
10 afkloppen
• to knock off -
11 afjakkeren
1 [uitputten] overwork3 [met dolle snelheid afleggen] tear (along)♦voorbeelden:3 een weg/een grote afstand afjakkeren • tear along a road, speed over a long distance -
12 afnokken
-
13 bijl
♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 er met de botte bijl (op) in hakken • lay into someone, go about something in a heavy-handed way〈 figuurlijk〉 (onherroepelijk) voor de bijl gaan • give in, capitulate -
14 het bijltje erbij neerleggen
het bijltje erbij neerleggenknock off, call it a day; call it quits 〈 ook het opgeven〉Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > het bijltje erbij neerleggen
-
15 het werk neerleggen
het werk neerleggenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > het werk neerleggen
-
16 neerleggen
1 [op iets leggen] put/lay/set (down)3 [met iets ophouden] lay/put down4 [doden] down5 [betalen] put/plunk down ⇒ deposit6 [juridisch] deposit♦voorbeelden:1 〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 〈 figuurlijk〉 het hoofd erbij neerleggen • resign oneself to something〈 figuurlijk〉 een bevel naast zich neerleggen • disregard/ignore a command3 het commando neerleggen • lay down/relinquish commandhet werk neerleggen • stop work, knock off (work); 〈 gaan staken〉 go on strike; 〈 voornamelijk Brits-Engels〉 down tools5 ik heb tien gulden moeten neerleggen • I had to put/plunk down ten guilders7 voorwaarden in een aantal artikelen neerleggen • set down stipulate conditions in a number of articlesII 〈wederkerend werkwoord; zich neerleggen〉♦voorbeelden:1 zich neerleggen bij de feiten/situatie • reconcile oneself to the facts/situation -
17 wegslaan
1 [door slaan verwijderen] knock off/away♦voorbeelden:♦voorbeelden: -
18 stoten
2 [aanstoot geven] offend♦voorbeelden:1 zijn zinnen stoten • his sentences are halting/awkwardhet schip stootte op een klip • the ship struck a rockop een vreemd woord stoten • come across a foreign wordop moeilijkheden stoten • run into difficultiesop elkaar stoten • collide, run into each otherop/tegen iets stoten • bump into somethingtegen elkaar stoten • bump/knock against each otherII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 niet stoten! • handle with care!iemand uit de groep/de partij stoten • throw someone out of the group/partyeen vaas van de kast stoten • knock a vase off the sideboard1 [gewichtheffen] press2 [biljart] play/shoot (a ball)♦voorbeelden:IV 〈wederkerend werkwoord; zich stoten〉1 [botsen] bump (oneself)2 [zich ergeren] take offence♦voorbeelden: -
19 afdoen
2 [wegnemen] take off4 [betalen] settle♦voorbeelden:2 〈 figuurlijk〉 zijn armoede deed niets af aan zijn waardigheid • his poverty did not detract from his dignity〈 figuurlijk〉 dat doet niets af aan het feit dat … • that doesn't alter the fact that …hij heeft voorgoed bij mij afgedaan • I'm through with himiets van de prijs afdoen • knock a bit off the price, come down a bit (in price)die zaak is afgedaan • that business is over and done withdaarmee is dat afgedaan • that is the end of thatiets afdoen met een lachertje • laugh something offhet laatste agendapunt werd met een paar woorden afgedaan • the last item on the agenda was disposed of in a few wordsde schade onderhands afdoen • settle the damages out of court -
20 omverlopen
См. также в других словарях:
knock off — [v1] kill assassinate, do away with*, do in*, dust*, eliminate, execute, finish, liquidate, murder, rub out*, shoot, slay, stab, waste; concept 252 Ant. bear, create knock off [v2] steal filch, knock over, loot, pilfer, pinch, plunder, purloin,… … New thesaurus
Knock off — Knock Knock, n. 1. A blow; a stroke with something hard or heavy; a jar. [1913 Webster] 2. A stroke, as on a door for admittance; a rap. A knock at the door. Longfellow. [1913 Webster] A loud cry or some great knock. Holland. [1913 Webster]… … The Collaborative International Dictionary of English
knock off — desist, stop, 1640s; do hastily, 1817; kill, murder, 1919; from KNOCK (Cf. knock) (v.) + OFF (Cf. off) … Etymology dictionary
Knock-off — n. 1. Act or place of knocking off; that which knocks off; specif. (Mach.), a cam or the like for disconnecting something, as a device in a knitting machine to remove loops from the needles. [Webster 1913 Suppl.] 2. A {knockoff}. [PJC] … The Collaborative International Dictionary of English
Knock-off — a. That knocks off; of or pertaining to knocking off. [Webster 1913 Suppl.] … The Collaborative International Dictionary of English
knock off — knock off, v. i. & t. 1. to quit (working). [PJC] 2. to accomplish; frequently used when the task is accomplished rapidly. [PJC] 3. to kill; to defeat (opponents). [Colloq.] [PJC] 4. to discount, to deduct (a sum from a price). [PJC] 5. to rob.… … The Collaborative International Dictionary of English
knock off — (something) to stop work for a time. When do you knock off for the day? We knocked off work at six o clock … New idioms dictionary
knock off — knock off, n. a device in a knitting machine to remove loops from the needles. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
knock|off — «NOK F, OF», noun. 1. the act of knocking off. 2. a device for knocking something off. 3. the point at which something is knocked off. 4. Slang. a copy, usually an unauthorized one and often less expensive than the popular original … Useful english dictionary
knock off — ► knock off informal 1) stop work. 2) produce (a piece of work) quickly and easily. 3) Brit. informal steal. 4) kill. Main Entry: ↑knock … English terms dictionary
knock-off — ► NOUN informal ▪ a copy or imitation … English terms dictionary